'Ik hoop dat Red een Kind straks niet meer nodig is'

 

Ze is 70 jaar, woont met haar man in Ommen en heeft vijf kinderen en negen kleinkinderen. Maar dat is niet wat Willemien in onze ogen bijzonder maakt: dat is namelijk het feit dat ze dertig jaar lang bij Red een Kind betrokken was als vrijwilliger. In april nam ze afscheid. Dé gelegenheid om haar te vragen naar haar ervaringen.

Hoe ben je ooit in aanraking gekomen met Red een Kind?
“In 1992 werd in onze kerk iets over Red een Kind verteld. Dat klonk als een mooie organisatie. Het maakte indruk op mij hoe ze daar werkten; dat kinderen écht geholpen worden en dat ze christelijk opgevoed werden. Dat is nu wel een beetje veranderd natuurlijk, want het is belangrijk dat je iedereen helpt.  

Begin 1993 ging ik op “sollicitatiegesprek”.” Willemien maakt met haar vingers aanhalingstekens in de lucht. “Als in: een kop koffie drinken. Vanaf 28 januari kon ik aan de slag. Eerst met twee halve en later met twee dagen per week. Dat heb ik volgehouden tot vorig jaar, toen kwam ik op bed te liggen met een gebroken bekken. De afgelopen paar maanden werkte ik weer halve dagen op kantoor.”

Afgelopen januari was je al dertig (!) jaar betrokken bij Red een Kind. Wat maakt dat je je zo lang vrijwillig hebt ingezet voor deze organisatie?
“We hadden het niet nodig om twee banen te hebben. Als ik wel een betaalde baan zou nemen, dan had ik het idee dat ik op iemands plek zou zitten die het meer nodig zou kunnen hebben. Daarnaast zit het kantoor pas sinds 2005/2006 in Zwolle, daarvoor zaten we nog in Ommen.” Willemien lacht bij de herinnering. “Dat was in een garage. Daar kon maar één vrijwilliger tegelijk komen, anders paste het niet.”  

Wat heb je al die jaren gedaan?
Willemien lacht: “Alles! Van sponsoring tot geld overmaken naar het buitenland en van brieven maken in Word Perfect tot het boeken van betalingen. Dat was nogal een belevenis. Ik had nog nooit met een computer gewerkt, dus er lag een briefje voor me waarop een stappenplan stond met wat ik moest doen. 

De laatste maanden werkte ik op de sponsorafdeling en hield ik me vooral bezig met de post die sponsors naar de kinderen sturen. Ik registreerde de post en stuurde het door naar het veld. Ook sorteerde ik binnengekomen mails en verwerkte ik gewijzigde gegevens van onze achterban in de administratie.”

Heb je zelf ook iets van het werk gezien? Hoe heb je dat ervaren?
“Ik ben in Kenia, Rwanda en Oeganda geweest. Kenia was mijn eerste reis, vijfentwintig jaar geleden. Daar kreeg ik gewoon een cultuurschok, het was daar zó verschrikkelijk arm. Toen ik in Rwanda was zag ik echt het verschil tussen mensen die wel of nog niet geholpen werden. Hun gezichtsuitdrukking… die zei alles! De mensen die al deelnamen aan ons dorpsprogramma hadden een totaal andere houding, echt bijzonder om te zien. 

Toen ik vijfentwintig jaar in dienst was mocht ik met collega’s naar Oeganda. We bezochten verschillende tehuizen (daar werkte Red een Kind toen nog mee) en het was zo mooi om te zien hoe die mensen voor de kinderen zorgden. Je zag echt dat zij de kinderen kenden en goed contact maakten: bij een bezoek werden de veldcollega’s altijd heel blij begroet, en dan kwamen wij ook nog een keer aan de beurt.”

Is er veel veranderd de afgelopen jaren?
“Red een Kind is veel groter geworden en dat betekent dat collega’s drukker zijn en er veel wordt vergaderd. Dat was vroeger echt niet zo. Als je wat wilde bespreken dan kwam je gewoon even aan iemands bureau staan. Het is trouwens niet zo dat collega’s minder betrokken zijn, ze hebben nog steeds die belangstelling.”

En nu heb je na dertig jaar afscheid genomen… Wat maakt dat je besloot te stoppen?
“Toen ik vorig jaar met m’n gebroken bekken op bed lag dacht ik: ‘Wanneer stop je?’, maar ik wilde liever niet op dat punt stoppen. En nu vind ik dat dertig jaar wel genoeg is. Ik wil vertrekken vóór ik ernstige fouten ga maken en ze hier gaan zeggen: ‘Zou je niet stoppen?’. Mijn zoon maakte er al een grapje over. Laatst vertelde ik dat ik een collega had gevraagd of ze nieuw was en toen bleek dat we elkaar al hadden gesproken, toen zei mijn zoon: ‘O, dán wordt het tijd om te stoppen!’”

Wat blijft je bij?
“Toen ik twintig jaar in dienst was kreeg ik een lintje. Dat was me wat!” Willemien kijkt er verlegen bij. “Ik zat toen op de afdeling financiën en werd ’s ochtends naar de grote zaal gehaald. Die bleek helemaal vol te zitten met allemaal bekenden. Er werden speeches gehouden en op een gegeven moment gaven ze de burgemeester het woord!” Lachend: “Ik had nóg niks door, zo dom! Het was een rare ervaring, maar ook een hele eer. Ik vond het niet zo bijzonder, twintig jaar in dienst. Ik vond dat heel gewoon.  

Je kunt je geen voorstelling maken van hoe ik het naar mijn zin gehad heb hier. De sfeer, het omgaan met elkaar, de belangstelling voor de ander: echt heel mooi! Het was gewoon een beetje een familie. Ik ga de contacten en de belangstelling van collega’s, ook toen ik ziek was, behoorlijk missen. Maar dat moet ik ervaren.” En dan met een knipoog: “Bel me anders over een jaar nog eens.”

Wat ga je nu doen?
“Het zal vast even wennen zijn om hier niet meer te werken, maar als het voorjaar doorbreekt gaan we altijd heerlijk fietsen. Ik lees en haak ook graag, dus dat komt vast goed. Verder zijn we net lid geworden van een andere kerk. Het lijkt me mooi om daar meer taken op te pakken.”

Wat is je wens voor de toekomst van Red een Kind?
Direct: “Ik hoop dat Red een Kind niet meer nodig is.” En dan langzamer: “Ik hoop dat het zo gezellig blijft én dat collega’s belangstellend blijven. En natuurlijk dat ze nog meer kinderen kunnen helpen, maar wacht maar tot Jezus terugkomt: dan is Red een Kind werkeloos!” 

Delen?

Altijd op de hoogte blijven?

Schrijf je in voor de nieuwsbrief en ontvang via e-mail het laatste nieuws over de projecten en acties van Red een Kind

Ja! Houd mij op de hoogte