Hoe was het in Zuid-Soedan?
Sommige beelden blijven lang hangen en duiken op de vreemdste momenten op. Vorige maand was ik in Zuid-Soedan, in Pibor om precies te zijn. Een uithoek van dit land dat geteisterd wordt door geweld, honger, overstromingen en hitte. Pibor is afgelegen en alleen per vliegtuigje bereikbaar. Het doet me denken aan een vluchtelingenkamp: een groot stuk land vol modder en insecten met kleine huizen gemaakt van takken en plastic. Iedereen die ik sprak was ondervoed. Veel mensen waren bang of wanhopig. De meest mensen waren trouwens allebei.
Tekst | Simone Schoemaker
Er is een beeld dat sinds ik terug ben in Nederland steeds terugkomt: een groepje vrouwen dat aan de rand van een markt zit te wachten. Markt is trouwens een overdreven woord. Het is een open plek met een kleine verzameling vissers die hun vangsten te koop aanbiedt en verder nog een kraampje met plastic bakjes. Meer was er niet. Geen winkeltjes, geen voedsel, nauwelijks aanbod. In de hoek van dat stuk land zit een groep vrouwen. Samen onder een kleine boom voor wat schaduw. Een groep van ongeveer twintig vrouwen, met bijna allemaal een baby op hun rug of arm.
Allemaal zijn ze schrikbarend mager. Gekleed in een kleed dat ze om hun lichaam hebben gewikkeld. Hongerige baby’s doen keer op keer een poging voldoende drinken te krijgen, maar de uitgehongerde vrouwen hebben nauwelijks borstvoeding. Veel baby’s hebben de moed al opgegeven en hangen in de hitte uitgeput tegen hun moeders aan. De vrouwen hopen op een klusje, zegt mijn gids, om iets te verdienen en eten kunnen kopen. Door bijvoorbeeld te helpen met het uitladen van een bootje, al was de rivier leeg en gebeurde er weinig. Welke klusjes zijn er op een plek waar niets is?
Dat beeld van die groep uitgeputte vrouwen met kinderen, wachtend op niets. Dat beeld flitst regelmatig door mijn hoofd.
Als ik in de supermarkt sta, als ik hoor hoeveel eten er verspild wordt, als een kind hier klaagt dat het eten niet lekker is, als ik naar mijn eigen overvolle keukenkastjes kijk. ”Hoe was het in Zuid-Soedan?”, vragen mensen mij. Maar hoe geef je woorden aan iets waar nauwelijks woorden voor zijn? Ik heb geen woorden; ik zie dit beeld. De wanhoop, de honger, de totale onmogelijkheid om aan iets anders te denken dan aan je volgende maaltijd. De pure overlevingsdrang om de volgende dag te halen.
”Eigenlijk is een betere vraag: hoe is het in Nederland?”
Hoe het was in Zuid-Soedan? Confronterend, keihard en intens. Maar eigenlijk is een betere vraag: hoe is het in Nederland? Hoe leven wij hier? Hoe durven wij ons voedsel, onze winkels, onze kansen en onze veiligheid normaal te vinden? Hoe kunnen we plekken zoals Zuid-Soedan negeren? En hoeveel weten we eigenlijk over onze eigen rol hierin? Over de olie die uit het land wordt gehaald, over de bulkcontracten met Westerse multinationals die maar wat graag zaken doen met de corrupte overheid. Over de Westerse wapenhandelaren die uitstekende zaken doen in Zuid-Soedan. Over de gevolgen van klimaatverandering juist in deze kwetsbare gebieden, door onze overmatige consumptie.
Ik sla de krant open en lees over de discussie rondom het asielbeleid. Opvang in de regio is het advies, en we moeten het minder aantrekkelijk maken voor mensen om hier te willen komen. Ik kijk naar onze schappen vol voedsel, zelfs voor onze huisdieren is er overdaad. Ik kan een cynische grijns niet onderdrukken.
Hoe het was in Zuid-Soedan? Tja… Hoe is het eigenlijk in Nederland?