Aandacht voor kinderen in het politieke debat
Het meeste werk van Red een Kind speelt zich natuurlijk af in India en Afrika. Maar ook in Nederland zitten we niet stil: er is genoeg te doen om de situatie van kinderen in de landen waar we werken te verbeteren. Een van de dingen die we doen is het zogenaamde ‘lobby en advocacy’. In politiek Den Haag maken we ons hard voor de onderwerpen die wij als organisatie belangrijk vinden. We praten met politici, ambtenaren en werknemers van andere organisaties, om zo bij te dragen aan het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking.
Tessa Teurlings (rechts op de foto)
Lobby & Advocacy Coordinator voor Red een Kind
Als lobby & advocacy coördinator voor Red een Kind ben ik vaak te vinden in Den Haag, de politieke hoofdstad van ons land. Hier probeer ik bij politici en ambtenaren aandacht te vragen voor kinderen in de landen waar wij werken. Eind vorig jaar, tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, kwam Minister Liesje Schreinemacher naar de Tweede Kamer om haar begroting toe te lichten en in gesprek (of discussie) te gaan met Kamerleden. De begroting was natuurlijk al op Prinsjesdag gepubliceerd, dus heel veel verrassingen waren er niet meer. Toch zat ik met een paar collega-lobbyisten van andere ngo’s (niet-gouvernementele organisaties) op de publieke tribune om het debat live te volgen. De minister begon haar betoog met een opsomming van wat ontwikkelingssamenwerking de afgelopen decennia allemaal heeft bereikt. De toename van de levensverwachting in Afrika, de afgenomen kindersterfte, de halvering van wereldwijde extreme armoede in de afgelopen 20 jaar. Met enige trots zegt ze: ”Samen met Nederlandse hulporganisaties en andere partners heeft Nederland hieraan bijgedragen.”
Het is altijd mooi als er aandacht is voor de vooruitgang waar onze sector aan heeft bijgedragen. In de ontwikkelingssector krijgen we regelmatig de vraag of het allemaal wel zin heeft wat we doen. Er is immers nog zoveel ellende, en het lijkt soms wel alsof er alleen maar meer rampen en oorlogen bij komen. Hoewel ik niet wil ontkennen dat er meer noden zijn dan we aankunnen, is het ook goed om soms stil te staan bij hoever we zijn gekomen. Dat er nog steeds enorme uitdagingen zijn betekent niet dat er niks gebeurd is, en ook niet dat ons werk geen zin heeft. Het is dus goed om te horen dat de minister de toegevoegde waarde van Nederlandse ontwikkelingsorganisaties onderschrijft.
”Als er tijdens het debat toch even aandacht voor kinderen wordt gevraagd zit ik meteen op het puntje van m’n stoel”
Als kindgerichte organisatie zouden we het liefst zien dat het Nederlandse buitenlandbeleid zich focust op kinderen. De komende jaren zal dat helaas niet altijd zo zijn. Den Haag heeft andere prioriteiten, denk bijvoorbeeld aan water, voedselzekerheid en het versterken van de rechtstaat in ontwikkelingslanden. Stuk voor stuk belangrijke onderwerpen natuurlijk. Als er tijdens het debat dan toch even aandacht voor kinderen wordt gevraagd zit ik meteen op het puntje van m’n stoel. Stieneke van der Graaf (CU) vraagt of de minister zich ervan bewust is dat de helft van alle mensen die wereldwijd in extreme armoede leven kinderen zijn. Gaat ze dit meenemen in de aankomende Afrikastrategie? De minister zegt dit inderdaad toe, een kleine overwinning!
Natuurlijk blijft het altijd afwachten wat er van dit soort beloftes terecht komt, maar toch ben ik blij met het dit moment van aandacht voor kinderen. Helaas blijft het daar voor de rest van het debat ook bij, want de minister en Kamerleden maken de rest van de tijd vol met discussies over andere onderwerpen. Voordat kinderen een hoge prioriteit in het buitenlandbeleid krijgen is er dus in ieder geval nog genoeg lobbywerk te doen!